donderdag 15 december 2011

Een paar jaar geleden; participatie en de opmaat naar populisme

Een paar jaar geleden schreef ik een kritisch stukje in het boekje 'Part noch deel'. In die tijd trad het kabinet Balkenende IV aan. Ik moet nog vaak aan die rare tijd denken als ik het huidige politieke klimaat probeer te duiden. Dit stukje vult wel een deel van de puzzel in...


Participatie en de valse toon van de politiek


De politiek wil dat ik ga participeren. Dat is mooi. Maar wat vraagt men dan precies van mij? En waarom maakt me dat zo knorrig?
Participatie; het is net zo’n woord als ‘ziekte’. Je spreekt pas over ziekte als je niet meer gezond bent. Je kunt niet eens zeggen wat je gezondheid is – wel wat je ziekte is. Daar kan men eindeloos over praten. Met participatie is dat net zo. Het is een woord dat duidt op het ontstaan van een gebrek, een afwijking van het normale, een disfunctie.
Mensen zijn onvermijdelijk sociale wezens. Participeren is normaal. Sociale insluiting en uitsluiting is een normaal proces bij de ontwikkeling van sociale structuren. Vaak een pijnlijk proces, maar zeker niet principieel ongezond voor een samenleving. Coalitievorming, liefde, haat – groepsgekte en pesten. Het hoort bij sociale wezens zoals mensen zijn. Zolang dat maar binnen de grenzen van de ethiek blijft is er niks aan de hand waar ik de politiek een rol in gun – ook niet met pesten.


Die ethische grenzen zijn belangrijk. Daarover is heel veel te zeggen, maar grenzen worden in ieder geval overschreden wanneer er sprake is van een systematisch stelsel van uitsluiting van bepaalde soorten van mensen: zwarten, niet-Nederlanders, gehandicapten, homofielen, jongeren. De rechter die in Jeruzalem de keurige gehoorzame ambtenaar Eichmann als “Schreibtischmörder” kwalificeerde en ter dood veroordeelde zei het zo: niemand kan aan wetten worden gehouden die de uitsluiting van bepaalde groepen mensen beogen. Het gedachteloos toepassen van wetten en regels schept het risico van schuld.
Als zulke ‘uitsluitende’ wetten van juridische of culturele aard aan de orde zijn, dan is er sprake van een zieke situatie. Dan is participatie problematisch geworden. Het veelvuldige gebruik van dat woord zou zo maar een indicatie kunnen zijn van zulke wetmatigheden, van zo’n systeem.


Wat is er mis met de samenleving dat er nu met zoveel enthousiasme om participatie wordt gevraagd? In het politieke debat zit iets vals. In het strategisch akkoord van Balkenende 1 tot en met 3 ging het over participatie als tegendruk voor een overactieve, bedilzieke overheid. En verder is participatie aan de orde bij minderheden, armen, gehandicapten, allochtonen en ieder die niet ‘normaal’ is. De onderkant van de samenleving – daar spreekt men van, ongegeneerd. Niet van de participatie van de veelverdieners en de bange blanken die zich terugtrekken op hun villaatjes in het groen. Deugt dat?


Tot voor kort was het niet de participerende, maar de calculerende burger die bepalend was voor de manier waarop politici keken naar de maatschappelijke ontwikkeling. Deze burgeruitvoering van de ‘homo economicus’, die succesvolle calculerende mens – een rasindividualist –, is iemand die zijn leven regelt in transacties, die alles wil kopen en verkopen tegen een prijs. Dat impliceert dat die mens op niemand rekent. Hij kan altijd ergens anders terecht. En omdat niemand op hem rekent, heeft de calculerende burger tegenover niemand verplichtingen. De calculerende burger gedijt in het postmoderne kapitalisme als een vis in het water – en dat kapitalisme is zo gezien tegelijkertijd een bron van de problemen rond participatie.


Zet daar tegenover eens het andere mensbeeld waar de politiek nu naar streeft: de waardegedreven burger, een actieve participant bij de opbouw van de samenleving. Een morele mens. De citoyen van de Franse revolutie. Niet alleen heeft hij een moreel oordeel, er is bij die mens ook het streven om die moraliteit jegens de medemens te honoreren. Dit heeft overigens ook een grond in de biologische afhankelijkheid van mensen van elkaar. Hierbij speelt het (onbewuste) besef dat als niemand van die mens afhankelijk is, deze ook niet nuttig en nodig is voor anderen en dat schendt de fundamentele behoefte van mensen om ergens zinvol bij te horen.


De omslag die de politiek maakt is enerzijds erg radicaal en anderzijds uiterst halfslachtig. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar dat appel op mij om mijn éigen verantwoordelijkheid te nemen, te mantelzorgen, te participeren in de opbouw van de samenleving klinkt mij verdacht in de oren als dat gebeurt met dezelfde stem die mij eerst aansprak als calculerende burger (en dat op allerlei onderwerpen nog steeds doet). En die slechts het terugtreden van de overheid als belangrijkste uitgangspunt heeft. Terwijl het óók het postmoderne kapitalisme is dat participatieproblemen veroorzaakt. Mijn ergernis en wantrouwen zullen pas verdwijnen wanneer de politiek niet alleen het terugtreden van de overheid uit de publieke ruimte nastreeft, maar ook de marktwerking als
bron van vervreemding en systematische aantasting van participatie ter discussie wil stellen. En zodoende weer bewust ruimte schept voor organiserend vermogen van burgers los van overheid en markt.


Frans de Jong

donderdag 18 augustus 2011

Boek over vertrouwen en control

Angela heeft het bedacht: wij gaan een boek schrijven. Over control (haar vak) en vertrouwen. En ik ben daar naief als ik dat doe ingestapt. Leuk.
Ruw materiaal verzameld. relevante dingen opgeschreven. En ja - er ontstaat zowaar structuur die de hoofdstukken overstijgt. een echt verhaal:

1. de zaak van vertrouwen en control
Waarin getuigen worden opgeroepen die elk hun visie geven op de tegenstelling tussen vertrouwen en control. Die tegenstelling is geen echte tegenstelling, maar een paradox. Veel vertrouwen en toch veel control - het bestaat. Het omgekeerde ook... een beschouwend deel.

2. organisaties evolueren
Waarin een analytisch kader wordt ontwikkeld voor 'bouwen aan vertrouwen'en 'grip krijgen' op basis van het feit dat de organistatie van vandaag niet die van morgen zal zijn en dat mijn organisatie er weer anders uitziet als jouw organisatie (ook al is dat dezelfde rechspersoon). Wiens vertrouwen wil je hebben? Dat van de klant én de controller én dat van de eigenaars? Interessant...

3. praktijken
Waarin aan de hand van de twee dimensies contol én vertrouwen een reeks van tactische tips wordt gegeven: wat zijn je uitgangspunten? Wat is je analyse? en hoe pak je de situatie aan?

Als het niet zo leuk wordt om te lezen als het was om te schrijven... ja, zelfs dan wordt dit een boek dat ik zou willen hebben. Maar we zorgen er voor dat het ook makkelijk en leuk is om te lezen. Dat het je helpt om na te denken, te ananlyseren en om te handelen - als je eindverantwoordelijke bent over: een organisatie, een afdeling, je eigen werk... Dit boek wordt een must voor iedereen die zijn verantwoordelijkheid op welk niveau ook wil waarmaken.

Tot zover de reklame... En echt: het wordt de moeite waard!. Eind dit jaar is het gereed. Kerstkado?. Hmmm...

zondag 14 augustus 2011

Participatie en wederkerigheid

Participatie van burgers, van mensen zo als u en ik, is een diepe wens over overheden en instellingen die het publieke nut dienen. Ik krijg regelmatig uitnodigingen om naar avondjes te komen om mee te praten. Waarom? Draagvlak, verbetering van de kwaliteit, omdat het moet… nobele motieven vanuit de organisatie bezien. Maar wat vind ik er eigenlijk als burger van?

Als je als nietsvermoedende burger naar zo’n avondje van de overheid gaat, wordt ontvangen op een inspirerende locatie met de hartelijkheid die je oude oma tentoon spreidt als je na twee jaar verzuimen weer op haar verjaardag komt. Wat bén je welkom – als burger! Vreugde! De dienaren van de gastheren hebben een proces bedacht waarbinnen je al je creativiteit tot uiting kunt brengen. Maar binnen grenzen. Het proces is onveranderlijk zo ontworpen datje niet je diepgravende mening kunt geven, of je principiële overwegingen kunt delen of zoiets, iets waar je even behoefte aan hebt ter zake van je participatieonderwerp. Je moet je onderwerpen aan de facilitatoren. Verzet is ongewenst en zinloos.

Wanneer je dan als normaal begaafd individu trouw ‘het proces instapt’, dan weet je niet wat je overkomt. Je IQ wordt teruggebracht dan wel opgewerkt tot 100. Al te slimme opmerkingen worden afgestraft. Domheid wordt met geduld benaderd. In ieder geval leidt het nivelleringsproces tot een lijst met kreten, iets waar een dienstdoende bestuurder na afloop van de bijeenkomst z’n intense vreugde over uitspreekt. Net als die oma die het benzinestationboeket dat je onderweg voor haar hebt gekocht PRACHTIG vindt. Later kun je lezen hoe inspirerend de middag is geweest. Met foto’s. Je ziet groepjes blanke ouderen over voorwerpen gebogen. Flip-overs met mooi uitgelicht het ene allochtone meisje dat op de avond aanwezig was. Met in de van bescheidenheid overlopende borstklopperij in jip-en-janneketaal gestelde tekst de melding dat er weer flinke stappen zijn gezet in het proces van bijvoorbeeld vernieuwing van de wijk.

Wat willen die lui van die overheidsorganisatie of die wijkorganisatie of dat middenveld eigenlijk van je? Hebben ze je talent benut? Je diepgravende meningen gerespecteerd? Nee hoor. Ze hebben plaatjes gemaakt en zijn blij geweest, maar waarmee? Ze hadden, denk ik dan, beter een groepje modellen kunnen inhuren voor die foto’s. En voor de informatie die ik heb gekregen gewoon een goede voorlichter aan het werk kunnen zetten.

Karikatuur? Ja, dat wel. Maar wel eentje die lijkt. In mijn lange leven heb ik tientallen bijeenkomsten bijgewoond. Sommige als vertegenwoordiger van een organisatie. De laatste tijd enkele als gewoon betrokken burger. In de eerste hoedanigheid hebben die welwillende organisaties van overheid en middenveld wel ontzag: als je vertegenwoordiger bent van een milieu-organisatie bijvoorbeeld, dan kun je het je veroorloven om stennis te maken over de al te grove vormen van manipulatie die over je heen worden gegoten. In de laatste rol ben je de pineut, als loslopende burger heb je niets te vertellen over het proces, Je zit er als inspraakkannonnenvoer. Over de meest succesvolle inspraakprocessen lees je overigens ook niets in de krant… Tenminste, die komen niet als persbericht van de overheid of de middenveldorganisatie – die breng je als burger zelf in het nieuws. Maar hoe vaak lees je in de krant: ‘burgers brengen de gemeente op andere gedachte’?

Is participatie altijd manipulatie? Kijk eens naar het http://www.participatieportal.nl/. Daar lezen we:

Waarom is burgerparticipatie (juist nu) zo belangrijk voor gemeenten?
1. Omdat er veel maatschappelijke onrust is …
2. Omdat in de huidige samenleving ideologieën steeds minder eenduidig is …
3. Omdat veel inwoners hoger opgeleid zijn …
4. Omdat de gemeenten de komende tijd flink moeten bezuinigen …
5. Omdat de gemeenten de afgelopen vijftienjaar veel hebben geëxperimenteerd met burgerparticipatie ...


Valt u het op? Er staat in het rijtje niet: omdat burgers dat graag willen. Met al mijn kritiek ben ik toch, in mijn hoedanigheid als individueel burger, een voorstander van actief burgerschap. Je moet als individu niet over je laten lopen. Ik vind bovendien dat je een verantwoordelijkheid hebt voor de samenleving. De samenleving is niet van de overheid, maar van ons. Maar er is iets mis met een overheid die ons gaat manipuleren. Ik vertaal dat rijtje maar eens vanuit mijn perspectief als burger:

1. Zodat we niet lastig zijn (en afzien van onze formele rechten),
2. Omdat we ontzuild zijn (en politiek onvoorspelbaar),
3. Omdat we te veel weten (en ons niet met een kluitje in het riet laten sturen –zie vele milieu en RO-kwesties),
4. Omdat publieke taken niet meer worden gefinancierd (en wij het werk moeten doen)
5. Omdat participatie zulk aardig werk voor ambtenaren en adviseurs oplevert.

Hoe zou ik het dan wel willen? Wat er is wel degelijk een probleem. Het is waar dat hoewel de formele macht van de overheid groot is, toch het informele draagvlak voor overheden (en grote organisaties in het algemeen) met de dag vermindert. Ik gun de overheid wel versterking van z’n legitimiteit. Maar niet langs de weg van die vriendelijke participatie van het participatieportal.nl. Een overheid die zich gedraagt als een docent die wordt gepest en niet beter weet te doen dan een beetje schaapachtig meelachen met de leerlingen – en dan toch straf uitdelen… nee.

Dan liever een overheid die rolvast opereert. Zich niet met alles bemoeit alstublieft. En via de vertegenwoordigende organen én de rechter serieus met mij een robbertje wil vechten. Geen inspraakavonden meer dan? Als dat in een procedure past, de wetgever dat voorschrijft, zeker wel, maar vraag je als organisatie wel af of de burgers er op zitten te wachten. Indien dat niet het geval is – niet doen! ‘Rolvast’ opereren, dat zal helpen de legitimiteit van de overheid te versterken. En ik vind dat de overheid met al z’n positiemacht en met de macht van z’n expertise mij de ruimte moet geven om serieuze gesprekspartner te zijn.
Maar genoeg zal dat niet zijn.

Het goede gesprek, van mens tot mens, met gewone vertegenwoordigers van de overheid in hun dagelijks werk is iets dat erg helpt. Praten met de huismeester, met de politie in het dorp waar ik woon, met de bestuurder van de corporatie die langs komt – met al die mensen die even hun organisatiehok verlaten om met bewoners te praten, te informeren hoe de vlag er bij hangt. Dat draagt bij aan het draagvlak van de organisatie. Meer nog dan al die ‘speciale participatie’. En daar ben ik blij mee – en die organisaties waarschijnlijk ook.

Maar die bijzondere vormen… ‘Organisatie ontmoet burger’… Vroeger hanteerden we daar akelige begrippen voor: propaganda, agitprop … hoort ‘participatie’ soms in dat rijtje thuis? Liever niet zou ik zeggen, hoewel...
’Buitenparlementaire’ interactie tussen overheden organisaties en burgers blijft ook vanuit mijn burgerperspectief nodig om verschillende redenen:
- Om mijn persoonlijke belang te kunnen verdedigen en onzekere, dure procedures te voorkomen
- Om ons collectief belang op de politieke agenda te krijgen
- Om te begrijpen wat de betekenis is van bepaalde interventies van de overheid voor mij en ons
- Om de overheid het vertrouwen te kunnen geven.

Ten diepste wil ik vervolgens dat overheden en andere organisaties zich houden aan een paar maatschappelijke basisregels die ik ook aan mijn kinderen heb geprobeerd over te dragen.
Bestuurlijk is dat: voor de wet zijn allen gelijk – met als achterliggende gedachte dat iedereen verschilt van ieder ander. (Jawel, heb ik ook aan mijn kinderen geleerd). De wet moet mij net zo behandelen als de vreemdeling, de wees, de weduwe. Vastgelegd in de Nederlandse grondwet – dus dat zat ooit wel goed…
Menselijkerwijs gesproken zijn dat de wetten van de wederkerigheid met twee verplichtingen: inleven en uitwisselen. Inleven in de ander met als uitgangspunt ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet alzo ook den ander niet’. Uitwisselen, communicatie gaat over halen en brengen. Je kunt niet van iemand vragen slechts te ontvangen, of slechts te geven. Er moet iets van transactie zijn. Inspreken en dan niks meer horen voelt als een belediging.

Waar leidt dat toe? Vanuit de organisaties gezien vind ik dat reflectie nodig is over het ‘waarom’ van de participatie. Wat daarover naar buiten wordt gebracht getuigt van, hoe zeg je dat vriendelijk, ‘de noodzaak tot verbetering’ (om niet te zeggen dat ik de motivatie zoals die via het participatieportal.nl naar buiten wordt gebracht bar en boos vind!!). Wil men een procedure bekorten? Juridische procedures voorkomen? Heel goed. Wees eerlijk en ga in onderhandeling met de belanghebbenden.

Willen overheden en organisaties burgers regie geven over de eigen wijk? Het zou goed zijn als ze eens informeerden naar de wensen van die burgers op dat punt. Oh ja, en laat de volksvertegenwoordigers dat maar eens doen – dat is hun taak toch? In ieder geval geen in participatie gespecialiseerde ambtenaren of adviseurs de regie laten voeren – die moeten keurig in een ondersteunende rol blijven.
Vorm?
Instrumenten?
Vorm en instrumenten moeten doel en inhoud dienen. En waarom vraag je dat niet gewoon op de avond zelf aan de mensen? Dat zou ik tenminste willen, als burger. Net zo goed als ik zou willen weten wat de motieven zijn.

Soms heeft een organisatie het gevoel dat een bepaald aspect beleidsmatig niet uit de verf komt. Praktisch voorbeeld is het vinden van jongeren in krimpgebieden. Die ‘krijg je niet te pakken’ als overheid of middenveld organisatie. Organiseer dan heel gericht een proces om de zaak vanuit het perspectief van de burger wel in beeld te krijgen – oh ja, dat werkt niet als je later diezelfde jongeren niet een serieuze verantwoordelijkheid geeft bij het formuleren van de oplossing van dat probleem. Aardig voorbeelden van hoe dat wel moet is het instellen van jongerenbesturen door enkele corporaties in resp. Het Gooi en Het Land van Heusden en Altena. Die besturen hebben echte beslissingsmacht. En dat werkt.

Kortom, een overheid of een organisatie die z’n motieven en z’n rollen goed heeft doordacht en zo toegerust op pad gaat richting burgers, die versterkt z’n geloofwaardigheid en daarmee de legitimiteit van z’n optreden – en uiteindelijk zijn existentiële legitimiteit. Een overheid die er voor kiest te verdwalen in een orgie van leuke en inspirerende werkvormen en z’n interactie uitbesteedt aan een verzameling professionals, maakt zich net zo belachelijk als die natuurkundeleraar die meelacht met de pestkoppen in de klas – en later er de rector bijhaalt.

zaterdag 16 juli 2011

Statler en Waldorf en de wijkontwikkeling

Wijkaanpakken maken mij knorrig. Een wijk aanpakken… het is iets dat heersers doen. Ouderwetse heersers die hun troepen richting het opstandig gepeupel in buurten stuurden. Zo leidde het Jordaanoproer in 1934 tot grootschalige politie-inzet tot achter de voordeur en een eigenaardig soort stadsherstel: de straten in de Jordaan werden geasfalteerd, opdat geen stenen meer konden gegooid naar de politie.
Zo doen ze dat niet meer.

Wijkentemmers en klaagzangers

Moderne heersers willen met moderne welzijnstechnieken wijken temmen. Mooiste voorbeeld van een moderne wijkaanpak was en blijft de moord op Katendrecht in naam van het burgerfatsoen. Ooit een levendige volkswijk, met schreeuwende vrouwen, dronken mannen, vreemdelingen en chinezen, hoeren en jankende kinderen. Nu een keurige middenklassewijk waarin het volk getemd is of zachthandig gedeporteerd naar Charlois en de hondenpoep wordt opgeruimd. De paar onverdraagzame bange blanken die er vanouds nog wonen, hebben hun zin gekregen en klagen nu dat het wel saai geworden is in Katendrecht. Want klagen, dat doen ze: de boeren en de burgers.

Mensergerjenieters

Als er een wijkaanpak wordt afgekondigd, dan is dat meestal omwille van een offensief ergens tegen. In deze tijd van overvloed is dat doorgaans een offensief tegen iets dat ergernis wekt. Ergernis over armoede, zwerfvuil, slordigheid. De betreffende ergernissen worden door organisaties van middenveld en overheid met alle mogelijke middelen geïdentificeerd, verzameld en gekoesterd als beleidsinformatie. Men verzamelt die door middel van die valse ‘koffietafelgesprekken’, interviews, onderzoek, noem maar op – een orgie aan onderzoeksvormen. Alle creativiteit wordt uit de kast gehaald om ook maar de geringste ergernis in kaart te brengen (waarbij de professionals dan met enige spijt, als ze onder ons zijn, constateren dat die onvermijdelijke hondenpoep altijd weer hoog scoort).

Innovatiemaskerdragers

Bijna automatisch komt er na de inventarisatie van ergernissen een aanpak met liefst innovatieve vormen van bewonersparticipatie. Want zowel de machtafstand tussen bestuurders en bewoners, de belangentegenstellingen, de ideaaltypes van de wijk zoals die door instituties worden gekoesterd, hun manipulatiedoelen, al die dingen die evenzovele indicaties zijn van het wezen van de macht, moeten worden gemaskeerd – met alle denkbare procedurele en taalkundige middelen. En vernieuwing is zo’n maskerwoord; in de vernieuwing zoekt men de authenticiteit. ‘Wij zijn vernieuwend bezig in deze wijk’.

Circus modaal…
Wijkaanpak in deze tijd is niet een charge met de blanke sabel, maar een maskerade. Een vertoning om de verkokering te maskeren van de professionals die de macht dienen en om de machtsafstand tussen beleidsbepalers en bewoners te maskeren. Het is een circus dat ook de bewoners corrumpeert die met kritisch en constructief vertoon de wijk moeten verloochenen die ze zelf gemaakt hebben – ter wille van een niet geëxpliciteerd institutioneel ideaaltype voor wijken, met een flink aantal actieve middenklassers als kern (heel andere mensen dan die de wijk op dit moment bewonen).

Ingepakt en …

Hier kom ik bij de bron van mijn overlopende gal over de wijkaanpak. De diepe onredelijkheid, om niet te zeggen: de boosaardigheid van de manipulatie die bewoners moeten ondergaan. Eerst zijn die in een planmatig, door stedebouwkundigen en architecten en volkshuisvestelijke bouwpastoors volgens een destijds geldend ideaal ontworpen leefruimte geplaatst. Hun collectieve middelen zijn veilig opgeborgen in overheden en middenveldorganisaties. Vervolgens zijn ze in die totale skinnerbox opgevoed tot calculerende, geïndividualiseerde burgers, met alle neveneffecten van dien.

… aangepast

Maar voor die neveneffecten nemen de daders geen verantwoordelijkheid! Ze eisen van de door hen tot kille consumenten geconditioneerde burgers allerlei vormen van collectief en altruïstisch gedrag. Dezelfde institutionele monden nu die preken: consumeer! Betaal belasting! word lid! wees jezelf! pas je aan! roepen dan: deel uit! participeer! hoor erbij! De verantwoordelijkheid voor de consequenties van stedenbouwkundige planning en postmodern bestuur worden met opgewekt gekakel afgewenteld op de burgers die desnoods tot achter de voordeur moeten worden omgebouwd tot aangepaste Nederlanders van het type Henk en Ingrid. Zo gezien is een wijkaanpak met participatie van burgers een gotspe. En zo wil ik kijken.

Intussen op het balkon

Is er vanuit die kritische positie nog wel een constructieve benadering mogelijk van de gebiedsontwikkeling? Of is deze keuze inherent destructief? De keuze van een moreel overbeladen oude man? Mijn vriend Jaap noemt ons al Statler en Waldorf, de knorrige oude mannetjes op het zijbalkon. Maar nog eens: is er een weg naar een constructieve benadering met deze kritiek als uitgangspunt?

Alle mensen zijn anders – en voor de wet gelijk

M’n zoektocht begint bij een morele plaatsbepaling – op dat punt grijpt mijn kritiek aan, daar vind ik de normen die met voeten worden getreden en dat is dan ook het vertrekpunt voor de zoektocht. Om te beginnen is daar een politiek-bestuurlijke keuze: ‘alle mensen zijn verschillend, mensen hebben recht op hun eigenaardigheden – maar voor de wet zijn allen gelijk’. De spanning in dit uitgangspunt, verwoord in Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet – daar sta ik volledig achter, dat is een startpunt. Die spanning komt tot ontlading in de discussies over maatschappelijke variëteit (‘Henk en Ingrid’ verheven tot norm?), maar ook in de verhouding tussen individu en collectief – tussen staat en burger. De staat gaat over het recht, de burger bepaalt zelf hoe hij of zij wil leven en wie hij of zij kan en wil zijn.

Wat gij niet wilt dat u geschiedt…

Mijn tweede uitgangspunt is dat van de wederkerigheid. Die heeft een wat meer persoonlijke kant: ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet alzo ook den ander niet’. En een wat meer zakelijke kant: een relatie is halen en brengen. Over dat laatste: een relatie die volledig altruïstisch is, waarbij de een uitsluitend geeft… dat deugt niet. Net zomin als het omgekeerde. Moet er een balans zijn tussen halen en brengen? Wat de balans is, maakt iedereen zelf maar uit. Ongelijkheid mag, moet, maar eenzijdigheid is verdacht. En mensen die werken bij instellingen van volksgezondheid, welzijn en volkshuisvesting zijn getraind in een ‘gevende houding’, zal ik maar zeggen. Brr.

Hoe werken die uitgangspunten door in het ‘participatiebeleid’ van organisaties van het type overheid of middenveld?

Geen gelazer…?
Laat ik beginnen bij die motieven. Wil je geen planologisch gelazer – is dat het motief? Of zoek je bijvoorbeeld – positiever ingestoken – legitimiteit voor je organisatie? Beide motieven zijn te verdedigen. In beide gevallen loont het om stijlvast te zijn: niet meer te beloven dan je wilt vragen… of kunt waarmaken – dus niet het taalgebruik in de sfeer van co-productie toepassen als je eigenlijk vooral uit bent op legitimiteit. Geen ‘wij’-gezalf als je uit bent op vergroting van draagvlak voor je opereren. ‘U en ik moeten komen tot een deal en u hebt het volste recht om u te verzetten’ – die werkelijkheid mag je niet wegmanipuleren in een gedachtenfeestje over gezellig, innovatief en constructief samenwerken voor een stiekem hoger doel: de ideale wijk.
In het algemeen loont het voor een organisatie om eens goed na te denken over de harde economische en ruimtelijke kaders voor je gaat praten met burgers. Dat geeft de vrijheidsgraden aan.

Wie je NIET aan tafel krijgt

Vervolgens de vraag met wie je wilt praten. Want open uitnodigingen vallen slecht in de meeste subculturen in de stedelijke omgeving. Jongeren krijg je niet. Allochtonen zelden (behalve die groep die heeft geleerd op dit soort van uitnodigingen positief te reageren). Je kunt er voor kiezen om een groep die buiten de boot valt in het krachtenveld eens stevig op de kaart te zetten. Zo vond ik het initiatief van Dudok om een jongerenbestuur in te stellen om de maatschappelijke en volkshuisvestelijke ruimte voor starters op de woningmarkt te verbeteren een eerlijke zaak. Het begon met de vaststelling van een probleem: vergrijzing en vooral ontgroening van het Gooi. En de vaststelling van een onvermogen: wij krijgen geen woonruimte rond tegen de verdrukking in van de goed georganiseerde grijzen in de samenleving – we moeten tegenkracht organiseren.
Zuivere motieven.

Rolvast in gesprek

Er zijn meer voorbeelden van acties vanuit de instituties die integer zijn. Die eerlijk zijn over rechten en plichten, over belangen. Wij verhuurder, u huurder. Wij de middelen, u de kennis over de wijk. En er zijn corporatiebestuurders genoeg bijvoorbeeld, die gewoon stevig in gesprek gaan met bewoners. In Groningen. In Vlaardingen – in heel Nederland zijn er voorbeelden. Tussen mensen gaat het vaak goed als die institutionele context maar op de achtergrond blijft.

Vrijzinnigheid tegen het populisme

Kern van de zaak blijft waardering voor het verschil tussen mensen. En die wederkerigheid. Die verliezen het gemakkelijk onder druk van de macht van de instituties. Tegenkracht bieden aan de neiging van instituties om zich achter de voordeur, en zelfs in de hoofden van bewoners te wurmen. Ik ervaar te weinig vrijzinnige tegenkracht tegen die alles verstikkende ‘betrek-de-mensen-erbij’ neiging van organisaties. Je krijgt daardoor een gevoel van verzet tegen die verstikking door de organisaties. Het is dat gevoel dat door rechts en populistisch wordt misbruikt voor de eigen doelen. ‘Ik ben niet zo van dat ‘samen’ bralt Wilders in reactie op het inderdaad krachteloze, slaapverwekkende en au fond beledigend paternalistische ‘de boel bij elkaar houden van’ Cohen (die overigens als staatssecretaris de eerste schending van Artikel 1 op zijn geweten heeft: de herziening van de vreemdelingenwet in …)

Opstand voor de menselijkheid

Krijgt zo’n politiek ondier als Wilders een kans doordat de mensbeschermende vrijzinnigheid zijn bronnen verloren is? Vroeger ontstond die vrijzinnigheid als tegenkracht tegen het dogmatisme van het socialisme, de christendemocratie en het liberalisme. Die voedingsbodems zijn opgeheven in een postmoderne brainstorm. Zou dat wegvallen van de tegenkrachten van de vrijzinnigheid de oorzaak zijn van die ongebreidelde institutionele aanval op de vrijheid van het individu? Ik zie, voel en vind dat het tijd is voor opstand voor de humaniteit. Voor het zelfbeschikkingsrecht van mensen – noem het desnoods: voor de soevereiniteit in eigen kring. Voor het recht om die eigen kring te definiëren.

Vanuit dat perspectief doe ik als participatieprofessional ook graag mee. Niet om ‘wijken te ontwikkelen’, maar om mensen te assisteren bij de ontwikkeling van hun eigen ideeën en programma’s – als ze dat nuttig vinden. Als dat een wijk ten goede komt? Toegift! Geen collectieve droombeelden die het zelfbeschikkingsrecht van mensen bederven. Geen benutting van de serieuze verlangens van mensen voor collectieve doelen. Het verlangen om te horen bij een authentieke gemeenschap is niet door de minst boosaardigen in de recente geschiedenis misbruikt.

Frans de Jong

donderdag 2 juni 2011

De regering vertrouwt zijn burgers niet

De regering vertrouwt mij niet
Het PGB als casus

Gisteren de presentatie gezien van de voornemens van het kabinet om het aantal PGB’s terug te dringen. Reden: een groei van 23 procent per jaar. Oorzaak: verdringing van de vrijwillige, onbekostigde ondersteuning door via PGB betaald werk. De ondersteuning wordt in enkele jaren naar de gemeente geleid: via de Wmo. ‘We nemen de tijd en doen het zorgvuldig’, maar dit soort van groei kunnen we niet hebben – aldus de nationale Tom Poes op kordate toon.

Laat ik de retoriek van de ministerpresident eens onderzoeken vanuit mijn eigen ervaring, vanuit het ‘cliëntenperspectief’. De afgelopen drie jaar zijn mijn twee ouders drie jaar ouder geworden. Mijn vader moest worden opgenomen in een verpleeghuis – de zorg werd te veel voor zijn vrouw (mijn ouders zijn gescheiden). Hij wordt dagelijks bezocht door zijn echtgenote en wekelijks door zijn kinderen. Drie jaar geleden kwam het aanvragen van een PGB zelfs niet bij ons op. Pas later werd dat idee geopperd. Maar de weg terug vanuit het tehuis naar een zelf-georganiseerde thuissituatie is niet begaanbaar.

Bij mijn moeder werden vorig jaar de gevolgen van Alzheimer zichtbaar. Daarom werd thuiszorg ingeschakeld. Gezien de slechte kwaliteit van die zorg overwogen wij een PGB en het inschakelen van een vaste door ons zelf ingehuurde kracht. Een veel goedkopere oplossing overigens. Helaas viel ze, brak ze haar heup, kon niet meer terug naar haar flat. Ze gaat nu naar een verzorgingshuis.
In het gezin van mijn ouders zijn de kosten van de zorg dramatisch gestegen en met een beetje pech waren de kosten voor een PGB ook aanmerkelijk toegenomen. Doch dat is helaas niet gelukt… anders zouden de kosten voor ons gezin in ieder geval veel minder zijn geweest.

Moet ik mij als zoon schuldig voelen? Of moet ik de buren en de vrienden van vader en moeder verwijten maken? Of zouden wij een door ongeluk getroffen maar sociaal toch uitzonderlijk voorbeeldig gezin zijn? Ik geloof er niks van. Onze situatie is niet zo bijzonder. Ons gezin is niet zo asociaal of juist zo bijzonder sociaal. En de kans dat we een PGB hadden aangevraagd is toegenomen. Maar blijft klein en als dat wel was gelukt, zou dat een geweldige reductie van de kosten van de zorg hebben opgeleverd.

Tegen de achtergrond van mijn ervaring kijk eens nog een keer naar de presentatie en de retoriek van de plannen van dit kabinet.
Dan constateer ik:
Rutte meldt in zijn presentatie niet de vergrijzing als oorzaak van de groei van het PGB. Hij noemt niet het feit dat PGB-houders hun zorg veel goedkoper inkopen dan een professionele instelling kan waarmaken. Je zou kunnen zeggen dat een PGB-houder zelf de managementkosten uitspaart en als kritische inkoper de kwaliteit en de kosten in de hand houdt. Hoe zou zonder PGB de groei van de totale kosten van de zorg zijn uitgepakt? Rutte meldt slechts de verdringing van de inzet van vrijwilligers – de suggestie is dat zulks in 90% van de gevallen zou optreden. Een apert onjuist en boosaardig vertekenend beeld. Of heeft hij toch harde cijfers in de achterzak?
Het ontbreken van die cijfers en de wazigheid van de plannen getuigt overigens meer van de wens om stemming te maken tegen het PGB dan iets anders… de zwarte piet wordt voorgesorteerd richting individuele burgers en gemeenten.

Rutte negeert de overweging dat het zelf voeren van de regie over je eigen huishouding een belangrijke factor is bij de kwaliteit van mijn bestaan. Mijn moeders grootste klacht is ‘ik voel me zo afhankelijk en waardeloos’. Mijn vader is intussen te dement voor dergelijke reflecties. Ik ken PGB-houders die trots zijn op hun prestatie om tegen de verdrukking van lijf en leden in, het eigen leven optimaal te regelen.

Laat ik vanuit dit perspectief en vanuit de opvatting dat je de mens wel kan vertrouwen eens oordelen over deze maatregelen en over het kabinet dat de maatregelen neemt:

1. De maatregel is niet gericht op kostenreductie, maar op beheersing. Een wezenlijk verschil. Was de maatregel gericht op echte kostenreductie dan zou het PGB als (enig) instrument van de kritische consument creatiever worden ingezet. Dit kabinet heeft kennelijk niet de creativiteit om anders dan met beperkende maatregelen om te gaan met het PGB. Voor die creativiteit is ook een positieve visie op de verhouding tussen overheid, markt, middenveld en mens nodig. We zien een negatief verhaal: mensen maken misbruik…
2. De marktwerking in de zorg is nu een institutionele markt van verzekeraars, aanbieders, onder de regulerende regie van de overheid. De scherprechter van een koopkrachtige, kwaliteitsbewuste cliënt ontbreekt – een voorwaarde voor innovatie en kostenreductie. Het feitelijke verwijderen van het PGB als factor van belang uit dit systeem getuigt van gebrek aan visie op marktwerking en van achterdocht tegen de werking van de consumentenmarkt. En van een keuze voor de kant van de instituties tegen de kracht van het individu en zijn verbanden.
3. De maatregel getuigt van miskenning van zelfregie en eigen verantwoordelijkheid als voorwaarde voor een menselijk bestaan. Het miskent de kracht van mensen en zet mensen met makke in de hoek van de zielepieten die een last voor de samenleving zijn. De maatregel getuigt van een volledig ontbreken van politiek bestuurlijk en moreel besef bij dit kabinet. Mensen zijn in de ogen van het stel: oncontroleerbare misbruikmakers…

Dit kabinet toont zich in deze kwestie rond het PGB waarlijk een kabinet van ‘Dickerdacken onder leiding van een Tom Poes’ zoals Goslinga dat enkele maanden geleden in de Trouw noemde. Geen visie op de ontwikkeling van mens, samenleving, markt en overheid. Een ressentimentele populistische toon die de erfenis van liberalen en christendemocraten volledig heeft uitgewist – op kwieke toon neergezet. Het kabinet wordt gekenmerkt door listig boekhouden en populistisch vertoon van kordate maatregelen – alle gericht tegen de kracht van het individu en zijn verbanden. Oh ja, uitzondering is die verhoging van de maximumsnelheid… maar die gaat vervolgens gepaard met verscherpt toezicht op snelheidsovertreders.

vrijdag 29 april 2011

Verwarring door de zorg
oproep tot een guerrilla tegen de onverschilligheid


De wereld van de zorg
Sinds enkele jaren kom ik in het wonderlijke deel van de samenleving dat ‘zorg’ heet. Eerst was dat bezoek incidenteel: een ongeval, een ziek familielid, een opdracht – incidenten brachten mij in de wereld van de zorg. Nu mijn beide ouders verpleging behoeven en mijn knieën verslechteren word ik een vaste bewoner van die wereld. Dat brengt me in verwarring. De mensen die voor mijn ouders zorgen doen hun best. Ze zijn aardig, in doorsnee bekwaam. Mijn zeer demente vader woont in een fris tehuis op het Zuid-Hollandse platteland. Mijn licht dementerende moeder revalideert in een stedelijke omgeving in Gelderland.

Op bezoek
Pa bezoek ik wekelijks – we gaan samen naar de kerk. Ma zie ik dagelijks op weg van werk naar huis – korte bezoekjes. Pa krijgt ook dagelijks bezoek van zijn lieve, jongere vrouw. Mijn ouders hebben niet te klagen aan belangstelling van de familie. De verzorging is behoorlijk – afgemeten, netjes. Klachten? Niet echt. Maar als ik de auto wegrijd bij moeder steekt de woede op – dit verdient ze niet! Vertrekken bij mijn vader doe ik met grote tegenzin – het liefst nam ik de man mee. Het zou hem verwarren als ik dat werkelijk zou doen, en ik vrees dat ik hem soms zou verwaarlozen. Toch heb ik het beeld dat ik als kersverse alleenstaande man in een antikraakpand samen met pa op het platteland van de Achterhoek een goed leven zou kunnen leiden.

Gebrek aan moed, teveel aan gezond verstand?
Maar ik durf het gewoon niet aan. Gebrek aan moed, teveel aan gezond verstand? Mijn moeder ook in huis nemen? Als ze elkaar ontmoeten met hun versleten bewustzijn is er veel vrolijke genegenheid. De droom van ieder kind met gescheiden ouders: de ouders weer vereend… ik kan het me zo maar voorstellen. Maar ik doe het niet. Mijn drukke adviespraktijk. Mijn levensstijl. Twee oudjes in huis. En dan de familie. Er is een wereld aan mogelijkheden, waar mijn hart rust zou kunnen vinden, die ik niet ga betreden. En er is de wereld van de zorg, die mijn hart onrustig maakt, waaraan ik mijn ouders onderwerp. En die mij ook drillt en fatsoeneert tot een gehoorzame, gefrustreerde mantelzorger.

Cliëntenperspectief
Tegen die achtergrond zei ik van harte ‘ja!’ toen ik werd gevraagd voorzitter te worden van het bestuur van de stichting Cliëntenbelang in Utrecht. Mijn persoonlijke worsteling zou ik constructief kunnen maken door het zorgsysteem te verbeteren, menselijker te maken. Inzet van de stichting is de zorg te laten werken vanuit het perspectief van de cliënt – mijn vader, mijn moeder; hun beleving zou centraal moeten staan. De organisatie van Cliëntenbelang bestaat uit mensen waarin ik een zelfde passie herken. Goeie mensen.

Hogere orde frustratie
Maar langzamerhand ontstaat bij mij een frustratie van een hogere orde. Waar zijn we mee bezig als cliëntenorganisaties in Nederland? Wordt Pa daar beter van? Krijgt Ma menselijker zorg? Ik kan jaloers zijn op Alzheimer Nederland. Die kunnen zich focussen op ziekte. Bewustzijn bevorderen aan de kant van de klant, ondersteuning en sturing bieden bij het geneeskundig onderzoek. Daar help ik graag aan mee. Maar wij, algemene clubs, hebben te worstelen met een veelkoppig beest dat bovendien een perfect inpakmechanisme heeft voor kritiek. Cliëntenraden, klachtencommissies, wet en regelgeving, bekostigingsstructuren. Alles wat je aanpakt beweegt mee. Het is alsof je op een afstandsbediening drukt waarvan de batterij leeg is. Praten met collega-bestuurders helpt maar een beetje. Ook die hebben die frustratie op systeemniveau. Ook die hebben overigens die ingetrainde verwarring rond de zorg, waar ik zelf ook zo’n last van heb.

Je moet goed in de puree zitten voor je er uit wil komen
Je moet goed in de puree zitten, wil je er uit komen – dat zou Johan Cruijff waarschijnlijk zeggen. Twee weken geleden ging ik ’s avonds vrij laat (rond 9 uur) even bij Pa langs. Geen verzorging te bekennen. Een van de dames liep schreeuwend over de gang – grote onrust bij de anderen, er werd geslagen en Pa huilend van de paniek probeerde met z’n rolstoel naar buiten te komen. Vreselijk. Pa meegenomen naar z’n kamer. Gekalmeerd voor zover mogelijk en serieus aangekleed om mee te nemen naar Halle. ‘We gaan hier weg Pa’- daar was hij het van harte mee eens. Meegenomen naar de hal, uit de hel van de afdeling en toen toch maar weer op zoek naar de verpleging. Via de voordeurbel contact gekregen. Ze ‘waren erg druk en onderbemand’ – ik heb de Heere God ernstig aangeroepen en gemeld dat ik mijn vader zou meenemen. Toen was ik een groter probleem dat wat ze ook aan ander gedonder te doen hadden. Ze kwamen met twee mensen naar beneden en probeerden eerst mij te kalmeren, maar ik heb ze er op gewezen dat ze een groter probleem hadden met die onbemande afdeling.

Kiezen: prioriteit bij de mensen
Die keuze, om daar de prioriteit te leggen, bracht mij ook bij zinnen. Het ging niet om mijn verdriet en schaamte om Pa’s ellende, het ging om de situatie van die oude mensen op de afdeling. Enigszins rustig kon ik ze meedelen dat ik mijn vader zou evacueren als ze niet voldoende bemensing zouden regelen voor deze avond. Nu. En wonderlijk genoeg gebeurde dat direct. Intussen ga ik als dat zo uitkomt even bij Pa langs om te inspecteren of er voldoende bemensing is. Dat valt niet mee – hoewel ik de ellendige situatie van een paar weken geleden niet meer aangetroffen heb.

Andere interventies nodig
Het incident heeft mijn houding veranderd. Het zorgsysteem is in een toestand geraakt die goede oude systeemdenker Bateson ‘Uptight’zou noemen. Iedereen rukt er naar believen aan, maar het systeem is intern stabiel in z’n verwarring. Je moet op een andere manier interveniëren als je vanuit het perspectief van de klant bezig bent. Niet zeuren over geld. Niet over regelgeving. Want daarin zitten evenzovele excuses om je frustratie te kanaliseren richting hogere overheden – die intussen hun eigen ongevoeligheid hebben georganiseerd rond zorgpaniek. Nee, de interventies op het meest praktische, intermenselijke niveau – daar zouden we eens aan moeten werken. En dan niet ‘klachten indienen’, ‘verbetering klachtenprocedures’, ‘versterking kwaliteitszorg’ of welke systeemverandering je ook zou kunnen verzinnen die het probleem van mensen verheft tot systeemproblemen. Nee, het probleem aanpakken waar het ligt: bij de verwarde menselijke verhoudingen.

De vergulde zak
Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat als de kamer van mijn vader vervuild is – als de gasvormige muizen onder het bed stuiven en de korsten onder het keukenkastje voedsel gaan vormen voor hogere dieren… - dat je dan gewoon eens schoonmaakt. Oh ja, en dan het vuil verzamelen en aanbieden aan het verantwoordelijke personeel. De manager bij voorkeur. ‘let je daar wel op?’. Het vuil in een doorzichtig zakje, zodat het als reminder op het prikbordje met managementleuzen kan worden geprikt. Als de zaak in een half jaar niet verandert (bij drie zakjes bijvoorbeeld) dan ‘de vergulde zak’ aanbieden aan de betrokken manager. Je zou daar dan pers bij kunnen halen. Dat soort van actievormen. Een guerrilla tegen de onmenselijkheid. Tegen de onverschilligheid – het afschuiven, het formaliseren, het excuussysteem van de zorg.

Werk aan de andere kant van de deur
Is er dan geen personeelstekort in het verpleeghuis van mijn vader? Het zou best kunnen. Maar als de zaak uit de hand loopt kunnen ze mij, mijn broer, en wie niet ’s nachts bellen om een handje toe te steken. Dat ze dat niet doen, dat zou ik ze kwalijk kunnen nemen. Ik zou ze niet kwalijk nemen als ze mij terecht storen. Maar ze willen niet bellen, ze willen het structureel regelen. Niet makkelijk doen, maar moeilijk doen. En ik weet van wajongers die voor erg weinig geld (1800 Euro per jaar) dolgraag zouden meedraaien in het tehuis. Sterker nog. Als we het nou eens niet zouden hebben over de eeuwige strijd om meer geld, maar om de vele mogelijkheden om mensen zonder werk in te zetten tegen minimale kosten, dan weet ik dat we voldoende handen aan het bed van Pa kunnen regelen.
Een maatje van me probeert mensen aan het werk te krijgen, zit in die sector en loopt op tegen de angsten en frustraties van het management van de zorg: het is zo lastig. Laten we dat maatje eens van vrienden gaan voorzien, als vrienden van de cliënt in de zorg. Gevalsgericht, mensgericht, praktisch – voorbij de verwarring en de frustratie werken aan verbetering.

Guerrilla tegen de georganiseerde onverschilligheid in de zorg
Mijn reflecties over mijn leven in de wereld van de zorg leiden me dus tot een type activiteiten dat ik maar ‘guerrilla’ noem. Ik kies er voor om me verantwoordelijk te maken voor het welzijn van mijn vader en moeder. Dat is radicaal mijn toetssteen. Ik denk aan actievormen zoals ‘de vergulde zak’. Een predicaat dat we kunnen uitreiken aan iedere manager die z’n prioriteiten niet legt bij de mensen die van hem afhankelijk zijn. Of ‘werk aan de andere kant van de deur’, praktische arrangementen voor verpleegsituaties waarin aan de ene kant van de deur werkeloze mensen zijn opgesloten in het systeem van UWV/WIK/bijstand… enzovoort en aan de andere kant van de deur geen geld is voor voldoende reguliere arbeidskrachten. Slimme arrangementen maken.

Systeemvernieuwing als toegift
Oh ja, en de ervaringen van die praktijken, van die guerrilla tegen de georganiseerde onverschilligheid, biedt wellicht zicht op echte systeemvernieuwing in de zorg. Dat zou mooi zijn. Maar als mijn vader en moeder en hun medebewoners van de wereld van de zorg zonder systeemvernieuwing ook een stuk beter af zijn dan nu, ben ik ook al gelukkig.